Content voor deze website wordt regelmatig aangevuld. Voor meer informatie: info@vantrichtuitgeverij.nl

Hoofdstuk 6

Hoofdstuk 6
Opdrachten uit het boekAanvullende opdrachten / casuïstiekRichtlijnen en handreikingen

Aanvullende opdrachten boek Mensen met een verstandelijke beperking

 

6.1 Kwaliteitskader gehandicaptenzorg 

Het kwaliteitskader bestaat uit vijf kernpunten:

  1. Cliënten hebben eigen regie.
  2. De zorg draagt bij aan de kwaliteit van bestaan.
  3. De beroepskrachten ondersteunen de cliënt bij het invullen van een eigen leven.
  4. Kwaliteit komt tot stand in dialoog tussen begeleider en cliënt (met familie en netwerk).
  5. Aan kwaliteit wordt primair op het niveau van de cliënt invulling gegeven (individueel maatwerk).

Deze kernpunten kunnen praktisch vertaald worden naar de zorgpraktijk. Benoem twee voorbeeldenper kernpunt, die een praktische vertaling zijn binnen jouw zorgpraktijk. Benoem ook twee verbeterpunten per kernpunt uit het kwaliteitskader.
 

6.1.5 Cliëntervaringsinstrumenten Waaier 2017-2019 VGN 

  • Welk cliëntervaringsinstrument wordt binnen jouw zorgorganisatie gebruikt? En waarom?
  • Hoe worden de uitkomsten van de ervaringen van de cliënt binnen de zorgorganisatie waar je werkzaam bent vertaald naar de zorg en ondersteuning die cliënten ontvangen?  

 

 6.2. Technologische innovatie in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking 

  • Zoek op websites van zorgaanbieders / kennisinstituten in de VG zorg drie recente ontwikkelingen op het gebied van technologie die toepasbaar zijn voor mensen met een verstandelijke beperking. Welke (recente) technologische ontwikkelingen worden er binnen de zorgorganisatie waar jij werkzaam bent gebruikt? Wat levert het inzetten van deze technologieën voor de cliënt op
    Hoe wordt de inzet van technologie binnen de zorgorganisatie geëvalueerd met de cliënten en naasten?  

 6.3 Neurowetenschapen en verstandelijke beperking: recente kennis en nieuwe inzichten 

  • Op welke manier zouden de recente ontwikkelingen op het gebied van neurogenese en neurale netwerken relevant kunnen zijn voor de doelgroep waar je mee werkt:mensen met een verstandelijke beperking?  

 

  6.4 Palliatieve zorg 

  • Hoe wordt palliatieve zorg vormgegeven binnen de zorgorganisatie waar je werkt (per niveau van functioneren)
  • Denk terug aan een recente casus waar je bij betrokken was en waarbij palliatieve zorg werd verleend. Beantwoord over deze casus de volgende vragen:  
    • Welke zorg werd geboden? 
    • Welke personen waren allemaal betrokken bij de zorg die werd geboden? Wat was ieders rol? 
    • Hoe is het proces verlopen (van start palliatieve zorg tot nazorg)? Leg uit / geef een korte beschrijving. 
    • Welke knelpunten heb je tijdens het proces ervaren en hoe zouden die in de toekomst verbeterd kunnen worden?  
    • Wat heb je zelf nodig om goede palliatieve zorg te kunnen bieden 
  • Hoe voel je je bij het bespreekbaar maken van palliatieve zorg aan de cliënt en /of diens naasten als deze zorg noodzakelijk is?
  • Waar kan je terecht als je vragen hebt over dit thema en hoe wordt hiermee omgegaan binnen de organisatie waar je werkt? 

 

6.5 Wetenschappelijk onderzoek in de zorg  

  • Wordt er binnen de zorgorganisatie waar je werkt gebruik gemaakt van wetenschappelijke kennis, en zo, op welke manier?
  • Hoe zou de samenwerking tussen wetenschap en praktijk versterkt kunnen worden? Wat zou de zorgorganisatie daarvoor nodig hebben? 
  • Welke onderzoeken zijn er momenteel gaande binnen jouw zorgorganisatie?
  • Welke vragen uit de praktijk zouden naar jouw mening onderzocht moeten worden?
  • Hoe zou kennis uit wetenschappelijk onderzoek gebruikt kunnen worden in de praktijk?
  • Heb je zelf wel eens meegewerkt aan wetenschappelijk onderzoek? Wat waren je ervaringen? Op welke manier heb je de nieuwe kennis gebruikt binnen je eigen zorgpraktijk?  

 

 6.7 Ervaringsdeskundigheid 

  • Worden er binnen de organisatie waar je werkt ervaringsdeskundigen ingezet, en zo ja, op welke manier gebeurt dat?
  • Wat is volgens jou de meerwaarde van het inzetten van ervaringsdeskundigheid?
  • Hoe kan de zorgorganisatie waar je werkzaam bent (nog) beter gebruik maken van ervaringsdeskundigheid? 

 

  6.9 Ouders, ouderverenigingen en cliëntenorganisaties 

  • Op welke manier maakt de organisatie waar je werkt ruimte om de stem van ouders / naasten te horen? Zowel in beleid, als in de zorgpraktijk.
  • Op welke manier maakt jouw zorgorganisatie ruimte om de stem van cliënten te horen? Zowel in beleid, als in de zorgpraktijk.
  • Zou jouw organisatie nog beter gehoor kunnen geven aan de stem van ouders / naasten en cliënten? Zo ja, hoe zou dat kunnen? En welke rol kan een professional hierin spelen?
  • Rollenspel: Denk eens terug aan een gesprek met een ouder / naaste van een van de cliënten, die je als lastig hebt ervaren. Verplaats je nu in de ouder / naaste en speel met een collega de casus na. Jij bent de ouder en de collega speelt jou. Hoe ervaar je deze rol? Hoe ervaar je de reacties van je collega? Wat zou je in de toekomst anders doen / zeggen?  

 

6.11 Bekostiging 

  • Welke vragen kom je in de zorgorganisatie tegen met betrekking tot de bekostiging van de zorg?
  • Op welke manier is de bekostiging van de zorg van invloed op de ondersteuning en zorg die geboden wordt aan cliënten?  

3. Richtlijn palliatieve zorg voor mensen met een verstandelijke beperking

Deze richtlijn is ontwikkeld voor professionals in de gezondheidszorg die zorg verlenen aan mensen met een verstandelijke beperking in de palliatieve fase. De zorg voor mensen met een verstandelijke beperking heeft een aantal specifieke kenmerken; belangrijke verschillen liggen op het gebied van communicatie en gedrag, organisatie van zorg en een aantal medische aspecten. Er wordt een indeling gemaakt in deze richtlijn naar het niveau van verstandelijk functioneren (IQ) met hierbij in acht genomen dat het niveau van functioneren niet alleen door het cognitieve vermogen wordt bepaald.

De richtlijn houdt rekening met de setting of zorgplek waar mensen met een verstandelijke beperking verblijven: intramuraal (waar meestal een AVG en verpleegkundige staf beschikbaar is), kleinschalig en zonder behandeling waarbij er een eigen huisarts is of (nog) thuiswonend bij familie. De kennis en kunde over palliatieve zorg in voorzieningen voor mensen met een verstandelijke beperking is de laatste jaren verder toegenomen, tegelijkertijd is er vaak behoefte aan ondersteuning als een bewoner of een cliënt in de palliatieve zorgfase komt en daarbij helpt deze richtlijn alle betrokkenen: begeleiders, behandelaars, familie.

In het boek Mensen met een verstandelijke beperking wordt een aantal keren verwezen naar deze richtlijn. O.a. in hoofdstuk 3 bij domein 6 (Stress en stressverwerking) en in hoofdstuk 6 waar een aparte paragraaf wordt besteed aan palliatieve zorg.

https://www.pallialine.nl/verstandelijke-beperking

 

10. Richtlijn valpreventie bij cliënten met een verstandelijke beperking

Voor mensen met een verstandelijke beperking is geen (recente) richtlijn valpreventie beschikbaar. Daarom verwijzen we naar de algemene richtlijn ‘valpreventie bij ouderen’. Deze richtlijn is onverkort van toepassing voor (oudere) mensen met een verstandelijke beperking. En natuurlijk zijn er specifieke oorzaken en risico’s die samenhangen met de verstandelijke beperking. Deze hangen dan veelal samen met de bijkomende stoornissen en beperkingen met name zintuiglijke en motorische maar ook epilepsie en dementie zijn risico verhogende aandoeningen.

De richtlijn(en) zijn bedoeld voor alle beroepsgroepen die betrokken zijn bij de zorg voor mensen met een verhoogd valrisico. De richtlijn is opgesteld door een multidisciplinaire commissie bestaande uit o.a. klinisch geriaters, fysiotherapeuten, verpleegkundigen, neurologen, en specialisten ouderengeneeskunde. Het is een herziening gemaakt in 2017 van de CBO-richtlijn uit 2004. De richtlijn bestaat uit meerdere modules en is gericht op preventie. Eerst wordt ingeschat hoe hoog het risico is en vervolgens wordt gekeken naar hoe de kans om te vallen kan worden verlaagd.

Om het valrisico te kunnen inschatten bij mensen met een verstandelijke beperking heeft Gemiva de VRI (valrisico inventarisatie) ontwikkeld. Deze kan worden gebruikt bij het bepalen van het risico, als onderdeel van de regelmatig uit te voeren algemene risico-inventarisatie. De VRI heeft ook een wegingskader toegevoegd waarmee de grootte van het risico kan worden bepaald en de volgende stap is dan het maken van afspraken en nemen van maatregelen om dit risico te verkleinen. Deze lijst is ook opgenomen als bijlage bij deze richtlijn.

Vilans heeft voor het onderwijs (docenten zorg en welzijn) een kennisbundel ontwikkeld over valpreventie (persoons- en omgeving gebonden oorzaken) en producten die kunnen worden ingezet om het vallen te voorkomen of de ernstige gevolgen die het kan hebben te verkleinen. Ook deze link is beschikbaar via deze pagina.

https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/preventie_van_valincidenten_bij_ouderen/startpagina_-_preventie_van_valincidenten.html#tab-content-general

https://www.gemiva-svg.nl/getmedia/b0c45b20-3421-45e5-a08a-4e294d677e56/Gemiva-SVG_VRI_web.pdf.aspx

https://www.vilans.nl/docs/producten/Kennisbundel%20Valpreventie%20%28v4-do5juli2012%29.pdf